Mulo Negropont
Er duikt weer een herinnering op aan onze tijd op de MULO in Negropont.
Het is vrijdag middag, we hebben eerst Frans van meneer Swart, dan Geschiedenis van De Boer.
De passaat waait harder dan normaal de laatste tijd. Ze zeggen dat er een orkaan in de buurt zit en tegen de verwachting in, op de zuidwest koers zit.
Normaal waaien die winden naar de Bovenwindse eilanden, naar Mexico of Florida, weten we inmiddels uit ervaring. Vreemd, deze keer loopt Curacao ook gevaar.
De mensen zijn gewaarschuwd via kranten en Shell circulaires. Bezorgde moeders hebben met stevig bruin plakband de grote ruiten
in het huis versterkt.
Vanmorgen moesten we op een afgesproken moment in de klas onder de banken duiken, als oefening - onder luid gejoel natuurlijk - voor het geval dat het dak
van het schoolgebouw het niet zou houden.
Het is heet ondanks de wind. We kijken loom naar de vreemde lucht.
Een lange, kale man komt binnen, het tweede lesuur: Theo de Boer. Hij geeft Engels en geschiedenis.
Zijn kleine, bruine kraaloogjes kijken spiedend de klas rond. Geen man om grapjes bij uit te halen.
Vorige week was er geschiedenis repetitie.
Terwijl iedere leraar tijdens de repetitie immer aanwezig was, had hij de gewoonte zomaar op te staan en de klas uit te lopen, waardoor onervaren spiekers
dachten dat geschiedenisboek er even bij te kunnen pakken voor de antwoorden. Nou, dat moesten ze bezuren… Opeens kwam hij korte tijd later door de tussendeur
binnen.
Er zwaaide wat als hij het boek op schoot zag. Wij kenden hem inmiddels en deden geen moeite.
Repetities..
Opeens schiet me te binnen dat ze in de parallelklas vorige week een repetitie plantkunde van meneer Swart kregen.
Een niet al te ijverige jongen had alle vragen beantwoord met “zie boek “ . Hilarisch natuurlijk. Iedereen wist ook meteen wie dat was..
Theo de Boer, de leraar, die de klas in was gekomen, had een perfecte Engelse uitspraak Oxford - Nooit hoorde ik het beter.
Ze zeiden, dat hij ook Engelse radio uitzendingen verzorgde voor Radio Nederland Wereld omroep. Het verbaast me niet.
Het was wel een man met buien, “moods” . Je wist nooit in welke stemming hij de klas in kwam.
Soms hadden we de indruk dat hij al een glaasje op had, Dan waren de kraaloogjes bloeddoorlopen.
Hij kon ook weergaloos vertellen bijvoorbeeld van de Tachtigjarige Oorlog; bij het Turfschip van Breda zaten we met kromme tenen van de spanning.
Nu, vanmiddag, zat hij onderuit op z’n stoel en zei hij, goed geluimd : “Nou, alstublieft dan “, en begon een verhaal uit een geschiedenis episode.
Die middag was eerst begonnen met de Franse les van meneer Swart. De man wist veel maar was niet populair. Hij kwam opvliegend over en zag er onverzorgd uit.
Altijd transpiratie vlekken onder z’n armen, altijd ergens eczeemachtige dingen, uitslag, ontstoken vingers. Een gelig, pokdalig gezicht, kleine slimme
bruine ogen en dun peper en zout kleurig haar.
Wat ik nu vertel is ronduit smerig, maar het beeld zit nog zo in mijn geheugen; ik denk dat menige klasgenoot
het ook nog voor zich ziet.
In die tijd droegen de mannen van die brede, kleurige Amerikaanse dassen. Swart ook. De man had op dat moment nogal last van steenpuisten. Een groot exemplaar
sierde zijn neus. Toen hij z’n zakdoek niet kon vinden tijdens de les, kneep hij tot onze verbijstering en walging, het ding uit met zijn das…
Ik zat naast Nel Boonstoppel, voor ons zat Richard Joubert, hij zat alleen in de tweepersoonsbank.
Richard zat recht voor mij. Omdat hij naar een feest was geweest en Nel nieuwsgierig was naar wie er allemaal waren, zat hij schuin, half omgedraaid naar Nel,
zachtjes te vertellen. Met een half oor luisterde ik mee, maar het ging over lui die ik niet kende, daarom was mijn interesse er niet echt. Voor Nel lag dat
anders. Die bleef maar zachtjes informeren en giechelde met Richard.
De nijdige blikken van Swart had ik al een paar maal gezien, het knarsetanden ook;
hij had al een keer iets gezegd over het gebabbel. Opeens was het genoeg.
Met grote stappen kwam hij op Nel af, die ontzettend schrok; hij gaf haar met
z’n gespierde vuist een keiharde stomp op de arm, waardoor ze zo hard tegen me op botste, dat ik de bank uit vloog en plotseling op de grond zat.
De klas brulde..
Maar intussen was de Franse les voorbij, Swart was verdwenen en we luisterden geamuseerd naar geschiedenisverhalen van De Boer, hij zat op zijn praatstoel.
Op de lessenaar stond altijd een glaasje water klaar voor de leerkracht. Het was warm en er werd toen nog veel uitgelegd en gepraat.
Toen hij na al dat vertellen op stond om een slokje te drinken, brulden wij als één man : “Nee , meneer, néé !! Niet drinken!! “
Verbaasd keek hij ons aan. Iemand zei: “Meneer Swart heeft daar zijn ontstoken vingers in uit gespoeld…..”
( Julia van Norde )